Interview met Aamir uit het AZC
‘Je moet wachten tot je een brief krijgt.’
In gesprek met Aamir uit het AZC.
Aamir woont in een AsielZoekersCentrum (AZC). Een AsielZoekersCentrum is een plek waar mensen wonen die gevlucht zijn uit hun land en in Nederland asiel hebben aangevraagd. Dat betekent dat zij hebben gevraagd of ze in Nederland kunnen blijven wonen.
Wie ben jij?
Ik heet Aamir en ik ben zeven jaar. Ik zit in groep 4.
Waar woon je?
Ik woon in het AZC. Daar wonen een heleboel mensen. Allemaal uit andere landen. Maar iedereen heeft een eigen kamer. Twee kamers eigenlijk.
Wie wonen er bij jou in jouw kamers?
Mijn vader, mijn moeder, mijn grote zus Nadia, mijn grote broer Mustafa en mijn kleine zusje Mariam. Nadia zit in groep 7 en Mustafa zit bij mij in de klas. Hij is blijven zitten.
Heb je altijd hier gewoond?
Nee. Maar ik ben wel in Nederland geboren. Ik weet niet precies waar, eigenlijk.
Mijn vader en moeder komen uit Afghanistan. Mijn grote zus Nadia is daar ook geboren. Toen zij een baby was, zijn ze gevlucht. Er was oorlog. Eerst gingen ze naar andere landen maar later kwamen ze in Nederland. Ik weet het niet zo goed. Mijn vader en moeder praten er nooit over.
We hebben op heel veel verschillende AZC’s gewoond. In deze wonen we nu twee jaar. Hiervoor woonden we in Limburg. In het bos. Dat vond ik saai. Hier is het leuker. Er zijn meer leuke dingen om te doen. En ik heb meer vrienden.
Wie zijn je vrienden?
Mijn beste vriend uit het AZC heet Mohamed. Hij komt ook uit Afghanistan. We spelen vaak buiten. We houden allebei van voetbal. Maar hij zit op een andere school. Hij heeft nog moeite met de Nederlandse taal.
Wij hebben vorige week gehoord dat we een status hebben gekregen. Nu krijgen we een echt huis. Ik weet niet wanneer.
Mohamed blijft nog in het AZC. Ik weet niet of hij in Nederland mag blijven. Je moet wachten tot je een brief krijgt. Dan pas weet je het.
Heb je vrienden die verhuisd zijn?
Ik had een vriend. Hij was al negen. Hij heette Yasir. Hij kreeg een brief dat hij mocht blijven. Toen ging hij met zijn familie in een andere stad wonen. Hij zat ook bij mij op school maar dan in groep 5.
Ik wil in de buurt een huis. Ik wil niet naar een andere school. Ik ben hier gewend.
Zie je je vorige vrienden nog wel eens?
Nee, want ze wonen nu ver weg. Dat kan niet, zegt mijn moeder.
In het AZC wonen wel veel mensen uit Afghanistan. Soms gaat mijn moeder ’s avonds weg. Dan gaat ze praten met andere vrouwen uit ons land. Dat vind ik niet leuk. Dan moet mijn grote zus oppassen. We mogen ’s avonds niet op de gang. We moeten altijd binnen blijven van mijn vader en moeder. Mijn zus zegt als ik naar bed moet.
Hoe zien de kamers eruit waar jullie wonen?
We hebben een slaapkamer en een woonkamer. In de slaapkamer slapen mijn broer, mijn grote zus, ik en mijn kleine zusje. We hebben stapelbedden. Ik en mijn broer slapen boven. Als mijn kleine zusje huilt mag ze bij mijn moeder in bed.
Mijn vader en moeder slapen in de woonkamer. Ze leggen twee matrassen neer als ze gaan slapen.
Waar maak je je huiswerk?
Ik heb bijna nooit huiswerk want ik zit pas in groep 4. Alleen soms spelling. Dan moet ik woordjes oefenen. Dat vind ik moeilijk. We hebben wel een tafel maar meestal doe ik het op mijn bed.
Mijn grote zus heeft wel veel huiswerk. Ze doet dat ook op haar bed. Want mijn moeder kijkt vaak Afghaanse tv in de woonkamer.
Afghaanse televisie is niet leuk. Ik kijk liever naar Nickelodeon.
In de zaal van het AZC is ook een tv. Daar kijken we naar Nederlandse zenders met tekenfilms. Soms kijk ik daar met Mohamed of met mijn broer.
Wat vind je de fijnste plek in het AZC?
Er is een speeltuin op het AZC. Daar is een klimrek. Dat is de leukste plek. Ik ga er vaak heen met Mohamed. Er zijn ook vaak andere kinderen die op het AZC wonen. Je kunt er leuk spelen.
Wat doe je nog meer graag na schooltijd?
Ik vind het leuk om te sporten. Ik zit ook op zwemles, samen met mijn broer. Maar ik heb nog geen diploma.
Op mijn school is er een Verlengde Schooldag. Dan kun je kiezen of je wilt schilderen, sporten of aan toneel wilt meedoen. Elke keer zijn er weer andere dingen. Ik heb al meegedaan aan Capoeira en hockey.
In het AZC zijn ook soms leuke dingen. Elke week is er een keer een club. Daar ga ik soms naar toe. Ze gaan meestal knutselen. Soms vind ik het saai. Maar het is beter dan op je kamer zitten.
Wat is je grootste wens?
Dat ik een lot vind en dan 100.000.000 euro win! Dan kan ik alles kopen.
Wat wil je later worden?
Voetballer. Dan verdien je veel geld. Of iets met auto’s. Dan neem ik zelf een hele grote dure. Daar ga ik dan heel hard mee rijden.
Hoe vind je het dat je gaat verhuizen?
Ik was wel blij. En mijn vader en moeder gingen huilen.
Ik vind het leuk dat ik een eigen kamer krijg maar ik vind het niet leuk als ik naar een andere school moet. Omdat ik dan allemaal nieuwe vrienden moet maken.
Woont er nog meer familie in Nederland?
Nee. Iedereen is nog in Afghanistan. Maar ik weet het niet precies. We kunnen niet bellen. Maar we hebben wel een foto van opa en oma. Ik denk dat ze nog in Afghanistan zijn. Mijn vader en moeder praten daar nooit over.
Wij bidden vaak. Wij geloven in Allah. Als je vaak bidt, kom je in het paradijs. Je kunt ook dingen vragen. Dan vraag ik dat we in Nederland mogen blijven. En dat we een groot nieuw huis krijgen. En dat het goed gaat met opa en oma.
Het is gelukt, jullie hebben status gekregen.
Ja. Als je goed bidt, lukt het. Soms.
Aamir en zijn familie hebben onlangs een huis geaccepteerd in een dorp op ongeveer tien kilometer afstand van de stad. Aamir zal daar na de zomervakantie naar school gaan. Zijn broer en zus kunnen er niet terecht. De school vindt de problematiek van dit gezin te heftig om hen op dezelfde school te plaatsen. De school heeft laten weten dat zij dat niet aankan.
Om privacyredenen zijn alle namen in dit interview gefingeerd.
© Lidwien van Bommel 2013